• Erfgoed Altena

    Erfgoed Altena

door B.W. Braams, licht bewerkt door Bas van Andel

vesting woerkum drone

 

Het oude Woudrichem was een vroegmiddeleeuwse nederzetting aan de Waal. Er zijn geen archeologische vondsten bekend die uitsluitsel geven over de ouderdom van Woudrichem, maar de naam verraadt dat de nederzetting gesticht is in de Frankische tijd. Helaas zijn er uit die periode ook geen schriftelijke vermeldingen van Woudrichem bewaard gebleven. Iets meer naar het zuiden komen echter verschillende plaatsnamen voor, die wel terug te vinden zijn in heel oude oorkonden. Zo kennen we vermeldingen uit ca. 850 van Andel, Eethen en Meeuwen en uit 889 van Aalburg. De oudste vermelding van Woudrichem dateert van omstreeks 1000, de nederzetting zal toen al tenminste 200 jaar oud zijn geweest.

Meer houvast geeft een oorkonde van de Utrechtse bisschop uit 1178, waarin deze verklaart, dat de tienden van Woudrichem, evenals die van Driel en Giessen, toekomen aan het kapittel van Oudmunster te Utrecht[i]. (Oudmunster of Sint-Salvator was een nevenkerk van de Dom te Utrecht). We kunnen hieruit afleiden dat Woudrichem, evenals de andere twee genoemde plaatsen, toen een kerk had en dat deze kerk in bezit gehouden werd door het kapittel van Oudmunster. Uit latere stukken blijkt dat deze kerk opgedragen was aan Sint Maarten, de beschermheilige van de Utrechtse kerk. Ook blijkt in latere tijd dat de kerk van Woudrichem beschouwd werd als de moederkerk van een aantal dorpskerken in de omgeving, met name in de Woudrichemmerwaard.

Woudrichem als centrumplaats

Ook in ander opzicht onderscheidt Woudrichem zich van dorpen in de omgeving. Reeds in de dertiende eeuw worden de bewoners poorters genoemd. Dat wijst op de aanwezigheid van handel. Uit een oorkonde van 1283 blijkt dat de poorters van Woudrichem onder bepaalde voorwaarden tolvrijdom hebben bij de tol van de graaf van Holland. Er is dan al een jaarmarkt in Woudrichem, eveneens in Giessen. Ook hieruit blijkt de betekenis van Woudrichem als centrumplaats. Van stadsrechten kan men spreken vanaf 1356, als Woudrichem een handvest krijgt. De ontwikkeling van de stad Woudrichem valt evenwel buiten het bestek van dit artikel. Van belang is wel dat Woudrichem niet als stad gesticht is, maar in tegenstelling bijv. tot Heusden, van oorsprong een agrarisch dorp is, met een vrij omvangrijk buitengebied.

Woudrichem gaf zijn naam aan de Woudrichemmerwaard. Dat is ook een oud geografisch begrip; het wordt al vermeld in 1230. Een waard is een eiland of een schiereiland. Het komt er op neer dat een waard tenminste aan drie zijden door rivieren wordt begrensd. Dat is hier aan de noordzijde de Merwede, in het oosten de Heusdense Maas en in het zuiden de Alm. De westelijke begrenzing is onduidelijk. Daar treffen we de Dordtse Waard aan. Tezamen vormen deze twee waarden een eiland tussen de rivieren. Mogelijk hing hun begrenzing samen met de staatkundige grens tussen Holland en Altena, en dat was die tussen De Werken en Werkendam. Deze grens was echter een kunstmatige, hij bestond uit een sloot en een kade, resp. Wierikssloot en Wierikswal geheten. In een vroeger stadium kan de grens tussen de waarden van Woudrichem en Dordrecht iets meer naar het oosten hebben gelegen en bijvoorbeeld bij het voormalige riviertje de Werken. Dat is een oude tak van de Alm, die vanaf Zandwijk, ten oosten van Almkerk, langs Uppel naar Werkendam liep.

Hoe dan ook, de Woudrichemmerwaard wordt gekarakteriseerd door een aantal nederzettingen met namen die eindigen op –wijk. We vinden hier de dorpjes Rijswijk, Uitwijk en Sleeuwijk, en bovendien een aantal kleine nederzettingen die oorspronkelijk uit maar één of enkele boerderijen hebben bestaan. Honswijk vlak bij Woudrichem, Zandwijk (vestigingsplaats van het slot Altena) ten westen van Uitwijk en dan nog de hoeven Clootwijk en Muilwijk, oude leengoederen van het huis Altena. Verder liggen hier nóg twee nederzettingen met oude namen, namelijk Uppel en De Werken. Uppel lijkt een oude bosnaam te zijn, te vergelijken met Andel en Arkel[ii]. Het dorpje De Werken heet naar het gelijknamige riviertje, dat hier in de Romeinse tijd nog van betekenis was.

Ontginningsgeschiedenis Woudrichemmerwaard

Over de ontginningsgeschiedenis van de Woudrichemmerwaard kan het volgende worden gezegd. Langs de Alm zijn op verschillende plaatsen scherven uit de Romeinse tijd gevonden, er is in die tijd dus bewoning geweest. Algemeen wordt aangenomen dat na het vertrek van de Romeinen het westelijke rivierengebied enkele eeuwen vrijwel zonder bewoning was. In de Vroege Middeleeuwen zijn de hogere gronden langs de rivieren, de oeverwallen, weer in gebruik genomen; Woudrichem en ook Uppel lijken daarvan getuigen te zijn. De situatie langs de Alm werd echter minder gunstig toen de Maas vanaf het latere Heusden naar het noorden ging stromen en vanaf Veen de bedding van de Alm weer in gebruik nam. Helaas is niet vastgelegd wanneer dit is gebeurd, vermoedelijk in de zesde of de zevende eeuw. Met een forse slag om de arm zeggen we dan: ergens rond het jaar 600. De Alm werd toen een krachtige rivier. Het vele water zocht zich een doorgang en schudde daarbij het oude bed van de Alm flink op. De bestaande oeverwallen werden op een aantal plaatsen weggespoeld en het vrijgekomen materiaal werd verderop weer afgezet. Vanaf Almkerk, of juister vanaf Zandwijk, ontstond zelfs een nieuwe bedding die naar het zuidwesten liep om ergens in de huidige Biesbos, bij Almsvoet, weer in de Oude Maas uit te komen. Deze bedding is sinds de Sint-Elisabethsvloed vrijwel niet meer terug te vinden. Wel is er nog een ander relict uit deze tijd, namelijk de Wijde Alm, een stroomdraad van ca. 60 meter breed, tussen Uitwijk en Almkerk.

De Maas was evenwel nog niet beteugeld. Enkele eeuwen later brak de oeverwal bij Giessen door en vond de Maas een nieuwe weg. Bij Woudrichem vloeide steeds meer Maaswater in de Waal. De rivier ging vanaf die plaats Merwede heten. Ook van deze gebeurtenissen is geen jaartal bekend, maar zeer waarschijnlijk moeten we ze plaatsen in de negende eeuw. Weer met een grote slag om de arm denk ik te kunnen zeggen: rondom 850. Na de doorbraak van de Maas naar Woudrichem is in de bovenmond van de Alm bij Giessen veel zand afgezet; de Alm werd daarna een rustig riviertje. De oeverwallen van de Alm, die inmiddels gedeeltelijk waren verjongd, konden weer met meer succes in gebruik worden genomen. Er zijn akkercomplexen ontstaan met de naam Eng. De potscherven die hier werden gevonden, wijzen op nederzettingen uit de negende of de tiende eeuw. De groep wijk-nederzettingen toont een onderling verband en een verband met Woudrichem. Mijn verklaring houdt in, dat deze ontginnings- en kolonisatiebeweging zijn oorsprong had in Woudrichem. Door de wijziging van de Maasloop kreeg de Woudrichemmerwaard zijn vorm en ontstond langs de Alm een milieu dat zich veel beter dan voorheen leende voor bewoning en agrarische bedrijfsvoering.

Rechtsmacht

De rechtsmacht over Woudrichem en zijn waard was in handen van de heren van Altena. De oudste berichten hierover zijn uit de twaalfde eeuw. Later, in de tijd waaruit meer documenten bewaard zijn gebleven, blijkt de rechtsmacht een leen te zijn van de graven van Kleef, die deze rechtsmacht hadden gekregen van de bisschop van Utrecht. De opvatting dat de heren van Altena stammen uit het geslacht Van Uitwijk, berust onder meer op het feit dat de heren van Uitwijk in de 12e eeuw de belangrijkste grondbezitters waren in de Woudrichemmerwaard en ook elders een rol speelden. Deze positie is geheel door de Altena’s overgenomen, zelfs de heerlijkheid Uitwijk werd een leen van Altena. Als de heren van Altena in de twaalfde eeuw optreden als getuige bij belangrijke oorkonden van de Hollandse graaf of van de Utrechtse bisschop, blijken zij te behoren tot de aanzienlijke adel. In Werkendam en elders zijn zij ook leenman van de Hollandse graven, maar daar beschikten zijn niet over de hoge rechtsmacht. Dat was wel het geval in het zogenaamde “Land van Altena”. Daar functioneerden zij in feite zelfs als landsheer.

De Woudrichemmerwaard was de kern van het Land van Altena. Daarbij behoorde verder een reeks van nederzettingen aan de zuidzijde van de Alm. Dat zijn Andel, Giessen, Waardhuizen en Emmikhoven. Zowel op naamkundige als op archeologische gronden kan worden aangenomen dat deze nederzettingen in de tiende eeuw of al eerder bestonden. Opvallend is, dat ze allemaal twee of meer oude kernen lijken te hebben. Tot Emmikhoven behoorde bijv. het westelijk gelegen Uiterspijk, dat ook Ganswijk werd genoemd. Kerkelijk viel dit gebied, evenals de Woudrichemmerwaard, onder het Kapittel van Oudmunster te Utrecht, wellicht met Giessen als oudste parochie.

 

[i] K.N. Korteweg. Rechtsbronnen van Woudrichem en het Land van Altena; 1948

[ii] R.E. Künzel, D.P. Blok en J.M. Verhoeff. Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200. Tweede druk, 1989

Aanvulling van Bas van Andel

  1. De naam Woudrichem komt waarschijnlijk van “heem van de lieden van Waldeher”.
  2. Braams dateert de doorbraak van de Alm door zijn oeverwal in de Middeleeuwen. Door de universiteit van Utrecht uitgevoerd onderzoek geeft inmiddels aan dat deze doorbraak al dateert uit de Romeinse tijd. De Alm liep toen onderlangs de huidige golfbaan en langs Dijk- en Wielzicht in Almkerk.